F voor F*** en Fleece. G is voor goesting en Gabardine!

.

De verhalen komen op gang:
"Ik ben ooit mee op reis gevraagd door Mr. de Strik." zei de mama van Annelies.
Dat willen jullie waarschijnlijk kost wat kost willen vermijden.
Herken uw stofjes, en wordt rap bediend. Zonder mee op reis te worden gevraagd.
Fleece is het Engelse woord voor vacht.
Het is synthetisch materiaal, meestal polyester en sterk isolerend is. Dit wordt bereikt door zeer los te breien en het gebreide doek dan te wassen, waardoor het breisel sterk krimpt en het uiterlijk krijgt van een lamsvacht. Warm om te dragen maar niet winddicht. Dit kan opgelost worden door een ademend maar winddicht membraan tussen twee lagen fleece te verlijmen; dit materiaal wordt onder andere onder de naam Windstopper in de handel gebracht. F*** omdat het niet goed glijdt onder de  naaimachine.

Foulard: lichtgewicht stof, gemaakt van zijde of een mix van zijde en katoen. 
Foulard heeft meestal een kleine print in verschillende kleuren.
Foulard kan ook verwijzen naar sjaals, halsdoeken en stropdassen, gemaakt uit deze stof. 

Gabardine: Beetje stugge stof met een prominente diagonale rib aan de goede kant van de stof en glad oppervlak op de rug. 
Wordt gebruikt voor regenjassen (Burberry) en in de jaren 50 voor korte getailleerde 'rockabilly' jasjes. 

Georgette: Soort crêpe. Traditioneel gemaakt van zijde, hoewel synthetische vezels zoals polyester soms ook worden gebruikt. Heeft een gekreukte textuur.

Gingham is een geweven middelzware stof. De basis is geverfd katoengaren.
De naam komt (via het Nederlands) van het Maleis bijwoord genggang, hetgeen "gestreept" betekent. 
In Manchester geweven Gingham kreeg vaak een ruitmotief.
Het motief is ook gekend als Brabants bont, of Vichy.

Grosgrain:  Grosgrain is erg sterk. Het is een stevig, dichtgeweven stof met de inslag die lijkt op een snoer. 

Grosgrain wordt vaak gebruikt om te verwijzen naar een stijf lint, ook wel ripslint genoemd.